Bijbels troosten

Troosten kun je, volgens ds. H.M. Mulder, zien als een schokdemper van de auto. De schokdemper verandert de weg niet, maar zorgt er wel voor dat je de hobbels in de weg minder voelt. In een preek legt hij uit hoe we er, ieder op onze eigen manier, voor een ander mogen zijn.

Vrienden kunnen er als een schokdemper voor jou of een ander zijn

In Job 2 komen we er 3 tegen. Zij voelen zich geroepen om te troosten. Uit deze geschiedenis leren we dat dat op 3 manieren kan; zijn, zwijgen en zeggen.

Zijn

In vers 11 staat: …zij spraken met elkaar af om naar hem toe te gaan ... Zijn vrienden konden niks aan zijn lijden veranderen, maar er wel zijn om Job te troosten. Troosten begint dus met er zijn. Vriendschap halveert ons verdriet en verdubbelt onze vreugde. De vrienden van Job gaan naast hem op de ashoop zitten. Ze delen in zijn verlies en ellende. In rouw en verdriet is aanwezigheid een van de grootste geschenken die we kunnen geven.

Zwijgen

In vers 13 staat dat ze in die week geen woord met hem spraken, want … zij zagen dat het leed zeer hevig was. Voor ons zit hier een les in. We mogen eerst onze mond houden. Eerst goed aanvoelen wat een ander ervaart en dat op je laten inwerken. Wij gaan vaak praten, omdat we de stilte ongemakkelijk vinden. Maar even geen goedkope woorden, zoals: ‘God geeft je niet meer te dragen dan je aankunt’, ‘het komt vast goed’ of ‘ik heb dat ook weleens meegemaakt.’ Troost mislukt als je iemand voor de voeten loopt met jouw invulling van zijn of haar emoties.

Zeggen

Bij troosten hoort ook spreken. Woorden geven aan lijden en verdriet. In Spreuken 16:24 staat: Lieflijke woorden zijn een honingraat, zoet voor de ziel, en genezing voor de beenderen. Als je spreekt, begin dan met de erkenning. Ga het lijden niet verklaren. Dat is geen troost. Wil je echt troosten, wijs dan ook naar God, dé Trooster.