Ik wil naar mijn vader en moeder
‘Mijn moeder overleed vroeg in de ochtend. ’s Middags ging ik alweer naar school. Ik wilde het huis uit, weg van de dood. Ik kon het verdriet niet aan. Nuchterheid zit in mijn karakter. Achteraf gezien ben ik er te makkelijk overheen gestapt.
Als je zo jong je moeder verliest, druk je dat weg. Ook werd ik als kind weggehouden van de rouw. Alle aandacht ging naar mijn vader die voor de 2e keer weduwnaar werd. Als er dan toch iemand aandacht aan mij gaf, deed me dat goed.
Pas jaren later ging het doosje met verdriet beetje bij beetje open. Bijvoorbeeld doordat iemand tegen me zei: ‘Wat een drama.’ Of toen mijn dochter 14 werd. Ook brak ik een keer toen een spreker zei: ‘Misschien zijn er hier mensen die zich nog nooit aan God hebben overgegeven. Hen wil ik meevoeren naar Gods troon.’ Ik dacht: ik wil helemaal niet naar Jezus. Ik wil naar huis, naar mijn vader en moeder. De huilbui duurde voor mijn gevoel een eeuwigheid. Een oneindige tsunami. Maar het was goed. Het doosje was open en ging nooit meer dicht. Vanaf dat moment kon ik mijn moeder recht doen doordat ik om haar kan rouwen.’
Bron: Zielsverdriet – Wilfred Hermans